De trots van iedere - Bredanaar

De Grote of Onze Lieve Vrouwekerk heeft een lange, bewogen geschiedenis die teruggaat tot in de middeleeuwen. Lees hier de historie van de Grote Kerk in vogelvlucht. 

 

750 jaar terug in de tijd

De eerste vermelding van een stenen kerk op deze plek komen we tegen in een oorkonde uit 1269. Engelbrecht 1 van Nassau (de eerste Bredase Nassau) gaf in 1410 opdracht om een monumentale kerk te bouwen ter ere van de geboorte van zijn zoon Jan IV van Nassau. De kerk moest voorzien worden van een grafkelder waarin de leden van de Nassaufamilie bijgezet konden worden. Zoals het hoort voor een rijke, vooraanstaande familie. 

De eeuw daarna werd voortdurend gebouwd aan de (toen nog) Onze Lieve Vrouwerk. Vooral Graaf Hendrik III van Nassau droeg ruim bij. 

Foto: Tijdens de restauratie van de Grote Kerk in 1996 ontdekten onderzoekers delen van de oude, middeleeuwse kerk. Foto: Johan van Gurp, coll. Stadsarchief Breda

Grote Kerk als bedevaartsoord

Begin vijftiende eeuw vond een boer in Niervaert (bij Klundert) een hostie die begon te bloeden wanneer hij hem met zijn schop aanraakte. Een afgezant van de bisschop bevestigde dat hier een wonder was gebeurd en Niervaert ontwikkelde zich tot bedevaartsoord. Zeker toen er genezingen aan de hostie werden toegeschreven. 

Toen de omgeving van Niervaert geteisterd werd door overstromingen (waaronder de bekende st. Elisabethvloed) bracht Jan IV van Nassau (de zoon van Engelbrecht I en Johanna) de hostie in 1524 uit voorzorg naar Breda. De stroom bedevaartgangers verplaatste zich naar de Bredase Onze Lieve Vrouwekerk. Bij de Beeldenstorm in 1566 ging de monstrans met de hostie vermoedelijk verloren. Daarmee verloor Breda zijn bestemming als bedevaartsoord.  

Foto: Dit 16e eeuws altaarstuk met het verhaal van de Hostie van Niervaert is te zien in Stedelijk Museum Breda. 

Laatste rustplaats voor de Nassaus

Negen Nassaus en de eerste Prins van Oranje, René van Chalon, vonden hun laatste rustplaats in het mausoleum onder de Grote Kerk. Onder hen ook Anna van Egmond, de eerste vrouw van Willem van Oranje en hun dochtertje Maria. Willem zelf had zijn plekje hier ook gereserveerd, maar toen hij in Delft werd doodgeschoten, was Breda in Spaanse handen. Hij werd (en na hem alle Oranje-Nassaus) bijgezet in de Nieuwe Kerk in Delft. 

Tweehonderd grafstenen
Er liggen in de Grote Kerk niet alleen Nassaus begraven. Getuigen daarvan zijn de ongeveer 200 grafstenen die dateren van de 15e t/m de 19e eeuw. De laatste begrafenis dateert van 1828.

Foto: Grafmonument voor Engelbrecht I, zijn vrouw Johanna van Polanen, hun zoon Jan IV en zijn vrouw Maria van Loon. Het acht meter hoge monument is onder meer versierd met 32 familiewapens van voorouders. 

Prinsenkapel

Een van de hoogtepunten van de Grote Kerk is de Prinsenkapel, gebouwd in opdracht van Hendrik III van Nassau. Die eerde hiermee zijn kinderloze oom Engelbrecht II die hem had aangewezen als zijn erfgenaam. Hendrik had een belangrijke functie aan het hof van keizer Karel V. Onder de indruk van de renaissancekunst in Zuid Europa liet hij in de Prinsenkapel renaissance elementen aanbrengen. Voor die tijd heel vernieuwend in de Noordelijke Nederlanden. Bijzonder is ook het met bladgoud beschilderde plafond van de kapel. 

Aan de wand hangt het drieluik De Vinding van het Ware Kruis van Jan van Scorel.  

Foto: Grafmonument met op zwart marmer de in albast uitgehouwen gestorven lichamen van Engelbrecht II en zijn vrouw Cimburga van Baden. Vier dragers dragen een marmeren plaat met de wapenuitrustig van Engelbrecht II.

Verval en restauratie

De kerk had veel te lijden onder de beeldenstorm in 1566, maar bleef nog tot 1576 katholiek. In 1637 werd de kerk definitief protestants en veranderde de naam in Grote Kerk. Alles wat aan de katholieke eredienst herinnerde, verdween uit de kerk. Gelukkig bleven de grafmonumenten, het koperen doopvont en het gebrandschilderde glas bewaard.

Een periode van verval brak aan. De economische teruggang had ook gevolgen voor de kerk. In 1694 brandde de oorspronkelijke bekroning van de toren af. Die werd pas in 1702 gerestaureerd. Veel van de beschadigingen aan de renaissancekunst ontstond aan het eind van de 17e eeuw toen de kerk werd gebruikt als huisvesting voor de Franse soldaten die Breda hadden bezet. Vanaf 1843, en ook nu nog, zijn er veel restauratiewerkzaamhedem aan de kerk. 

Het carillon

Wij kennen een carillon vooral als muziekinstrument, maar in het verleden had het klokkenspel ook een belangrijke, praktische functie. De korte melodietjes die ieder kwartier te horen zijn, waren oorspronkelijk bedoeld als waarschuwing voor een aankomende uur-, halfuur- of kwartierslag en klinken al sinds 1511 over de stad. Bewoners hadden zelf immers geen klok of horloge. Tegenwoordig worden deze melodietjes automatisch gespeeld. Het versteken (veranderen van de melodieën) doet de beiaardier twee keer per jaar handmatig. 

Paul Maassen is de vierde uit de generatie Maassen die als stadsbeiaardier het carillon bespeelt. Iedere dinsdag- en vrijdagochtend beklimt hij, net als zijn vader, opa en overgrootvader de afgelopen honderd jaar deden, de 320 treden van de toren. Om 11.00 uur strooit hij dan tijdens de weekmarkt zijn klanken uit over de stad.   

We denken dat je dit ook leuk vindt